Nagarjuna in de praktijk

Nagarjuna in de praktijk 


Tijdens onze vorige retraite lazen we teksten van Nagarjuna, de Tweede Boeddha. Hoe pas je zijn absolute nietigheidsleer toe binnen de relatieve werkelijkheid waarin wij leven?


Nagarjuna is de grondlegger en meest invloedrijke filosoof van het Mahayana Boeddhisme: ‘het grote voertuig’. Hij leefde rond de tweede eeuw in het zuiden van India en zijn volgelingen richtten de school van de middenweg op: het Madhyamaka. Zijn belangrijkste geschrift is de Muladmadhyamakakarikas: de radicale verzen van het Midden; 27 hoofdstukken met elk 10 á 20 cryptische vierregelige verzen. Via strikt logische weg toont hij keer op keer aan dat verschijnselen niet zomaar te vatten zijn in termen van waar of onwaar, bestaand of niet bestaand. Niets bestaat (op zichzelf). Tijdens onze retraite lazen we een aantal van zijn door mij vertaalde verzen, waaronder:


1.1

Nooit en nergens 

zijn er dingen ontstaan.

Niet vanuit zichzelf, noch vanuit iets anders, 

Niet vanuit beide, noch zonder oorzaak 


1.3 

Want er is geen zich-zelf-zijn 

van de dingen in de oorzaken. 

Wanneer er geen zich-zelf-zijn is, 

is er ook geen anders-zijn.


18.8

Dat alles is, niet is, 

zowel is, als niet is,

dat alles noch is, noch niet is, 

dát is de leer van de Boeddha.


In de praktijk

Vertaald naar ons dagelijks leven: Stel iemand zegt “Dit is een stoel”, dan geldt dat dit inderdaad een stoel is, maar ook dat het niet een stoel is; dat het tegelijk een stoel is en niet een stoel is en dat het niet tegelijk wel of niet een stoel kan zijn.


In termen van ‘zijn’ kun je eigenlijk niet veel zinnigs over de stoel zeggen. De gangbare manier van denken in termen van bestaan of niet bestaan zet ons vast in een beheersmatige houding en zet de verschijnselen vast in een beheersbare modus. Met alle ellende van dien (‘samsara’: het wiel van leven, sterven en wedergeboorte). 


Er is verlossing nodig en mogelijk, onze omgang kan losser worden, door niet te vragen naar wat het is en of het is, maar hoe er mee om te gaan. Want wanneer iemand zegt “Dit is een stoel” geeft hij/zij niet aan wat het essentieel is, maar dat je er op mag/kan zitten. Overigens kun je er ook iets anders mee doen, wanneer dat nodig mocht blijken - bijvoorbeeld je tas er op zetten. Zo ga je (losjes) om met een stoel.


Oefening

Dus de oefening is: je vindt dat iets of iemand iets is (misplaatst, irritant, ongevoelig). Dan moet je onder ogen zien: dat hij/zij/het inderdaad zo is, maar ook dat hij/zij/het niet zo is en dat hij/zij/het zowel zo is als ook niet zo is èn dat hij/zij/het noch zo is, noch niet zo is.


Wanneer ik merk dat ik vastzit, mezelf vastzet, mezelf vastgezet voel, kan deze vraag mij losmaken: hoe ga ik hiermee om terwijl ik inzie dat het is, niet is, tegelijk is èn niet is en noch is, noch niet is?



Peter van Hooft & Erik Boers, Postel, 22 oktober 2023 


Teksteditie: Nāgārjuna. Mūlamadhyamakakārikā. Edited by J.W. de Jong. 1977

 Vertaling uit het Sanskriet: Peter van Hooft 


Commentaar Peter:


Hier worden de 4 stellingen (kotis) die elke relatie tussen een subject en zijn predikaat beschrijven niet ontkend, zoals Nagarjuna dit doet om zo te komen tot een volledige (pratisheda-) negatie van alle mogelijke uitspraken, maar meer als een relativerings-oefening die verschillende gezichtspunten weergeeft, opdat we ons wat losser tegenover de zgn. realiteit kunnen opstellen. Nagarjuna gaat wat verder in zijn soteriologische doelstelling, want hij wil komen tot de niet-positie (shunyata = leegte) van een volkomen theorie-loosheid. Maar hier zetten we een stapje, zoals een vogel dat doet in de lucht.