Wereldfilosofie. De wijsheid van d'olifant. Sporen van een olifant in de wereldfilosofie [1]

Sporen van een olifant in de wereldfilosofie [1]


Zoals we hebben gezien tijdens het college Islamitische filosofie schreef de Perzische dichter Jalal ad-Din Rumi in de 13e eeuw het verhaal over de olifant in het donker, dat als fabel door de eeuwen heen bewaard is gebleven.


Het verhaal duikt hier en daar op en gaat nog veel verder terug. De sporen leiden ons naar India, waar het verhaal voorkomt in de boeddhistische canon en in de Jain literatuur. In deze laatste bron vormt het een illustratie van een belangrijk leerstuk geheten de Anekāntavāda: letterlijk de leer van niet één perspectief. In die zin vormt het een mooi sluitstuk voor de zes perspectieven waarmee we kennismaken als we de zes klassieke scholen, dan wel zienswijzen (darshanas), van de klassieke Indiase filosofie bestuderen.  Dit spoor zullen we binnenkort nog wat verder uitwerken. Als voorlopig eindpunt nemen we het gedicht: The blind men and the elephant van John Godfrey Saxe (1816-1887) 


A Hindoo Fable


It was six men of Indostan, to learning much inclined,

who went to see the elephant (Though all of them were blind),

that each by observation, might satisfy his mind.


The first approached the elephant, and, happening to fall,

against his broad and sturdy side, at once began to bawl:

'God bless me! but the elephant, is nothing but a wall!'


The second feeling of the tusk, cried: 'Ho! what have we here,

so very round and smooth and sharp? To me tis mighty clear,

this wonder of an elephant, is very like a spear!'


The third approached the animal, and, happening to take,

the squirming trunk within his hands, 'I see,' quoth he,

the elephant is very like a snake!'


The fourth reached out his eager hand, and felt about the knee:

'What most this wondrous beast is like, is mighty plain,' quoth he;

'Tis clear enough the elephant is very like a tree.'


The fifth, who chanced to touch the ear, Said; 'E'en the blindest man

can tell what this resembles most; Deny the fact who can,

This marvel of an elephant, is very like a fan!'


The sixth no sooner had begun, about the beast to grope,

than, seizing on the swinging tail, that fell within his scope,

'I see,' quothe he, 'the elephant is very like a rope!'


And so these men of Indostan, disputed loud and long,

each in his own opinion, exceeding stiff and strong,

Though each was partly in the right, and all were in the wrong!


[moral]

So, oft in theologic wars, the disputants, I ween,

tread on in utter ignorance, of what each other mean,

and prate about the elephant, not one of them has seen! 



Dit verhalende gedicht is vertaald in het Nederlands en dat gaat zo:


Ze blinde mannen en de olifant


Er waren eens zes man uit Hindostan, het opdoen van kennis zeer gezind.

Ze gingen op zoek naar de olifant (ook al waren zij allen blind),

met onderzoek zouden zij oordelen naar bevind.


De eerste liep naar de olifant maar kwam opeens ten val,

tegen de brede en stevige flank en verklaarde meteen aan al:

'loof de heer, maar de olifant is als een wal.’


De tweede voelde aan een slagtand en riep: 'hé, maar neen, mijn heer,

wat is immers zo rond en scherp? Voor mij is duidelijk maar al te zeer,

dit wonder van een olifant is als een speer.’


Nu kwam ook de derde naderbij, greep bij toeval, als ware het een stang,

de kronkelende slurf, en sloeg terstond een toon aan van belang:

'Aha,' sprak hij, 'de olifant lijkt erg op een slang.’


Nu stak de vierde gretig zijn handen uit, en voelde aan de knie:

'waar dit beest nog het meest op lijkt is wel duidelijk,' meende die:

'Er kan geen twijfel over zijn het is een boom die ik hier voor mij zie’.


De vijfde raakte toevallig aan het oor en zei: 'zelfs als de blik niet tot het daglicht reikt,

is zonneklaar wat ik hier heb; wat ik voel is zonder twijfelen geijkt,

is dat dit wonder van een olifant op een waaier lijkt.’


Nauwelijks nog had de zesde overwogen waar hij eens beginnen zou,

of hij voelde al de slingerende staart, zwaaiend gaf deze hem een douw.

'Ik zie het al,' zei de man, 'de olifant is als een touw.’


En aldus zetten de zes uit Hindostan zich aan een debat, met luide stem en onverveerd,

ieder zei er het zijne van en liet zich door de ander onbekeerd.

Allen waren weliswaar ten deel in het gelijk, samen echter hadden zij het verkeerd.



MORAAL:

Maar al te vaak varen allen,

denk ik, alledag,

Hun eigen koers, volkomen onwetend

over wat de ander denken mag,

En spreken zij allen van een olifant,

die geen van hen ooit zag.


[Vertaler onbekend]


Wat is jouw duiding van het verhaal van de olifant?

Of: wat is volgens jou de moraal van dit verhaal?